Outsourcen naar Kenia, Oeganda, Ghana of Nigeria. Academici uit het nieuwe Afrika hebben een enorme drive om iets van hun leven te maken. Als ze in scrumteams met Nederlandse software-developers samenwerken, leren ze ontiegelijk snel. Dat beweren de Nederlandse IT-bedrijven die met hen samenwerken. Outsourcen naar Afrika is geen eenvoudige plug and play maar zeker het ontdekken waard als alternatief voor India en Oost-Europa. “Er zit daar een gigantisch potentieel aan hoogbegaafden.”
Het leven liet zich soms van zijn gemeenste kant zien aan Ghanees Stephen Ofori (28). Zijn vader heeft hij nooit gekend, zijn moeder stierf een aantal jaar geleden. Hij werd opgevoed door zijn oom, die arts was, en groeide op in het district Kwamang, een straatarme regio in het binnenland van Ghana. In Kwamang is werkloosheid de standaard en werken veel cacaoboeren voor één dollar per dag. Ook voor Stephen Ofori leek iets dergelijks in de sterren geschreven. Maar hij had één groot geluk. Hij kon goed leren. Ofori bleek een kei in wiskunde.
Op de Kwame Nkrumah University of Science and Technology in Kumasi (de tweede stad van Ghana) ging hij computerwetenschappen studeren. Dat vak was hem op het lijf geschreven. In 2016 richtte hij met twee Ghanese vrienden en de Nederlandse IT’er Diana van der Stelt TSC op (Trinity Software Center). De doelgroep was vastomlijnd: slim, jong en kansarm. Het bleek geen gekke zet. TSC is gestaag gegroeid en heeft inmiddels zo’n twintig developers aan het werk.
IT-developers zijn schaars in Nederland. Outsourcing naar India en Oost-Europa is sinds jaar en dag het voor de hand liggende alternatief. Maar waarom eigenlijk? Ook Afrika is slechts enkele muisklikken van ons verwijderd. Universiteiten in Nairobi, Accra, Lagos, Kaapstad, Caïro en Kampala hebben grote faculteiten voor computerwetenschappen. Daar komt bij dat West-Afrikaanse landen in ongeveer dezelfde tijdzone zitten als Nederland en de ‘toevoer’ van slimme studenten uit de binnenlanden nooit een probleem is: er zijn er genoeg. Maar hoe pak je dat aan als Nederlands IT-bedrijf? In dit artikel vertellen ondernemers hoe ze de sleutel vonden.
60.000 GitHub-users
Volgens MVO Nederland bevinden zich in Afrika meer dan driehonderd IT-hubs en “minstens 60.000” GitHub-users. Een mooie kans voor onze IT-bedrijven, zo lijkt het. In veel Afrikaanse landen kunnen developers en andere IT’ers wel 500 dollar per maand verdienen, dat is meer dan tien keer zoveel als een cacaoboer of fabrieksarbeider. Via het project ‘IT services from Africa’ legt MVO Nederland de link tussen partijen die maatschappelijk verantwoord zaken willen doen met de Afrikaanse IT-sector. Dat betekent: offshoring, training en coaching.
Het genoemde TSC selecteert in Ghana mensen die informatica hebben gestudeerd. Mede-oprichter Diana van der Stelt vertelt: “We hebben destijds met de Ghanezen een goede doelen-organisatie opgericht en zijn trainingen gaan geven aan studenten die geen werk konden vinden. Juist daar zitten de mogelijkheden. In veel Afrikaanse landen zien we een mismatch op de arbeidsmarkt. De opleidingen zijn te theoretisch en studenten uit arme gezinnen missen vaak praktische kennis en sociale vaardigheden om bij bedrijven binnen te komen.”
TSC bouwt software voor de Afrikaanse en Nederlandse markt. Als een Nederlands bedrijf behoefte heeft aan bijvoorbeeld C#.NET-specialisten, doet TSC de werving en selectie. De geselecteerden komen bij TSC op de payroll. Het bedrijf kan de ontwikkeling op zich nemen, als de klant dat wil. Maar veel klanten willen de ontwikkeling juist naar zich toe trekken. Dan laat Van der Stelt het los. De studenten worden dan “ingewijd in de technologystack” van de betreffende klant. Ze draaien mee in hun teams en het grote uitwisselen kan beginnen. De meesten beheersen de talen C#.NET, Angular en PHP. Vanuit Kumasi bouwen ze met collega’s in Nederland al scrummend en videobellend apps, webapplicaties, webshops, voorraadsystemen en systemen voor business intelligence en data-analyse.
Kweekvijver
Van Ghana is het een kleine vijfduizend kilometer naar Nairobi aan de Afrikaanse oostkust. Hier werkt Dennis de Weerd als commercieel-directeur voor het Keniaanse filiaal van IT-dienstverlener Incentro. Ook Kenia is een kweekvijver voor technisch talent. In Nairobi studeren volgens MVO Nederland elk jaar vijfduizend IT’ers af aan de universiteit. Dat zag Incentro ook. In 2017 ging De Weerd in Nairobi aan de slag. Hij begon klein en werd langzaam groter. Inmiddels stuurt hij een team van 25 developers aan. Ze bekleden functies als IT-consultant, architect of projectmanager en werken voornamelijk voor Nederlandse klanten in het mkb, de e-commerce, verzekeringsbranche en detailhandel.
Hoe is het idee ontstaan? De Weerd: “Wij vonden maatschappelijk verantwoord ondernemen belangrijk maar we wilden het wat serieuzer aanpakken dan een keer per jaar met een groep gehandicapten naar de dierentuin. Daar kwam nog iets bij. Door de vergrijzing in Nederland, en het enorme gebrek aan developers, konden we in Nederland niet verder groeien. Die twee ontwikkelingen kwamen bij elkaar. In 2015 hebben we besloten een trainingsprogramma op te zetten in Nairobi. De doelgroep bestond uit starters. Vooral voor hen is het moeilijk om in de IT-sector voet aan de grond te krijgen.”
De Weerd is positief over zijn Keniaanse medewerkers maar maakt het niet mooier dan het is: “Slim zijn ze allemaal, anders worden ze niet aangenomen. Maar je kunt niet zomaar een paar Nederlanders en een paar Kenianen in een scrumteam bij elkaar gooien en dan verwachten dat het wat wordt.” Het vraagt tijd om aan elkaar te wennen en ingewerkt te raken. De cultuurverschillen moeten niet onderschat worden. Kenianen zijn geneigd om tegen Europeanen op te kijken, legt De Weerd uit, waardoor de noodzakelijke discussie over het werk niet altijd van de grond komt.
Maar daar is een mouw aan te passen. De Weerd besteedt meer dan gemiddeld aandacht aan het managen van projecten. Wat is de zin ervan? Wat is de rol van elk teamlid? Soft skills worden besproken, samenwerkingsvormen worden uitgeprobeerd. De taal is opvallend genoeg geen probleem. Kenianen spreken beter Engels dan Nederlanders. Kortom: veel plussen en wat minnen. De vraag is natuurlijk wat uiteindelijk de prijs/kwaliteit-verhouding is van een Afrikaanse developer? De Weerd: “Hij kost zo’n 35 euro per uur. Al met al kun je bij ons een opdracht voor de helft van de prijs laten doen.”
Francofone markt niet
Van Kenia gaat de reis naar de Oegandese hoofdstad Kampala. Hier ligt het hoofdkantoor van het Nederlandse fairtrade IT-bedrijf Tunga. Ook in Oeganda krioelt het van het talent dat zich graag verder wil ontwikkelen. Tunga heeft de afgelopen jaren een stevig lijntje gelegd tussen developers uit heel Afrika en opdrachtgevers in Nederland, Engeland, Duitsland, Denemarken, Zweden, Noorwegen en de VS. Inmiddels werken zo’n 110 freelancers uit 24 Afrikaanse landen voor Tunga’s klanten.
Ernesto Spruyt is oprichter en CEO van Tunga. Hij krijgt elke dag sollicitaties binnen uit bijna alle Afrikaanse landen, ook Ivoorkust en Kameroen. Maar “de francofone markt” laten hij bewust links liggen vanwege de Franse taal. Samen met zijn Oegandese talent sourcer Viola Nuwaha verzorgt hij de screening van de freelancers. Ze letten speciaal op communicatieve vaardigheden en technische skills. Ook onderdeel van de selectieprocedure is een situational awareness-test. De kandidaten moeten aantonen dat ze veelvoorkomende praktische problemen kunnen oplossen. Verder is beheersing van de juiste softwaretalen essentieel om in de pool van Tunga te komen. De meeste talen zijn voorradig. Spruyt mist wel wat specialisten in kunstmatige intelligentie en wat Salesforce-developers.
De markt is zo’n tien jaar geleden ontstaan en moet zich nu verder ontwikkelen. Te hoge verwachtingen zijn niet reëel. Spruyt: “Deze markt is niet op voorhand gemakkelijk. Het is geen plug and play. Alle landen in Afrika hebben hun eigen cultuur, infrastructuur, politiek en businessklimaat. In Nederland is het nog weinig partijen gelukt om de cultuurverschillen te overbruggen. Mocht onze database op straat komen te liggen, dan zijn er weinig partijen die er succes uit kunnen halen. Voor ons zat er behoorlijk wat leergeld in. Maar onze opdrachtgevers profiteren daarvan. Wij zijn de ontzorger en troubleshooter. Voor 25 tot 30 euro per uur kunnen onze klanten tegen een laag risico gebruikmaken van goede programmeurs die niet onder doen voor Nederlanders.”
Dom en onderontwikkeld
Ondertussen zijn de vooroordelen over mensen uit Afrika nog niet uit de wereld. “Ze zijn dom en onderontwikkeld en moeten voedselhulp krijgen uit de VS om te overleven. Dat is het clichébeeld”, zegt Van der Stelt van TSC. “Dat is natuurlijk onzin. Er zit daar een gigantisch potentieel aan hoogbegaafden. Academici uit het nieuwe Afrika hebben een enorme drive om iets van hun leven te maken. Als ze in scrumteams met Nederlandse developers samenwerken via BitBucket, GitHub of Azure, leren ze ontiegelijk snel bij. Het kwartje valt snel als je een IQ hebt van 140.”
Van der Stelt legt uit dat de culturen wat tijd nodig hebben om aan elkaar te wennen. Ze moet om die reden regelmatig verwachtingen managen en plooien gladstrijken: “Die Nederlanders gaan er graag met gestrekt been in. ‘Socializen’, zeg ik dan. Vraag of ze ook een kat hebben. Vraag of ze PSV en Ajax volgen op tv. Maar echt, als het eenmaal loopt, kun je veel plezier aan hen beleven. Het zijn harde werkers en je kunt ongelofelijke lol met ze hebben. Ghanezen hebben een heerlijk gevoel voor humor. Onze mensen werken graag met hen. Oost-Europeanen en Indiërs zijn vaak toch wat ijskonijnerig in de communicatie.”
Tekst: Ton Verheijen, Tekst & Verhaal